Van mislukte werkstukken tot kleine overschotjes: als keramist groeit je verzameling van kleirestjes dag na dag. Een deel van die restjes kan je niet zomaar voor je volgende werkstuk gebruiken, omdat de klei te zacht is geworden. Andere restjes zijn dan weer helemaal uitgedroogd, en dus te hard. Weggooien dan maar? Nee hoor, je kan deze restjes zonder problemen weer tot leven wekken.
Stap 1: De klei laten drogen
De beste manier om je restjes een nieuw leven te geven, is om ze volledig op te lossen in water. Maar voor je dat doet, laat je ze beter eerst helemaal uitdrogen. Want droge klei zal water veel sneller en gelijkmatiger absorberen dan vochtige klei.
Om het droogproces te versnellen, verdeel je je kleirestjes in kleine, dunne stukjes. En dan is het wachten geblazen. Droge klei zal dezelfde temperatuur aannemen als de omgeving. Pas als de klei niet meer koel aanvoelt, is hij volledig droog.
Stap 2: De klei weken
Nu de klei droog is, is het tijd voor de volgende stap. Doe de kleirestjes in een emmer en vul met water. Zorg dat het water tot een paar cm boven de klei komt te staan.
Je zal zien dat de klei erg snel oplost, en een soort van smurrie vormt. Laat deze smurrie een paar uren rusten. Ontstaat er een laagje water net boven de smurrie? Dat kan je voorzichtig afgieten. Ga daarvoor best naar buiten, zodat er geen kleideeltjes in je waterafvoer terechtkomen.
Stap 3: Het overtollige water kwijtraken
Na enkele uren rusten is de kleismurrie klaar voor de volgende stap. Je kan hier verschillende methodes gebruiken. Zo kan je de inhoud van de emmer in een dubbele kussensloop gieten en die vervolgens boven een emmer hangen. Het overtollige water zal geleidelijk uit de klei druppen, in de emmer. Als je deze methode gebruikt, werk je het best met kleine hoeveelheden klei per keer en per kussensloop. Dat geeft de beste resultaten.
Een tweede mogelijkheid is om de klei uit te spreiden op een gipsplaat, of op enkele oude handdoeken. Let op: het kan zijn dat deze handdoeken nadien sterk verkleurd zijn. Gebruik dus enkel handdoeken waar je niet om geeft. Spreid de klei dun uit, tot je een laag krijgt van zo’n vijf cm dik. Het overtollige water zal geabsorbeerd worden door de gipsbodem of door de handdoeken. Opgelet: in warme omgevingen kan dit drogen erg snel gaan. Let er dus op dat je klei niet te veel uitdroogt en check regelmatig.
Je klei is klaar met drogen als je er een balletje van kan maken zonder dat de klei aan je vingers blijft plakken. Let op: de klei moet wel nog gekneed worden voor je er echt mee aan de slag kan.
Als keramist zal je regelmatig nieuwe klei-overschotten hebben die je wil hergebruiken. Of je nu een van de genoemde technieken gebruikt of het helemaal anders aanpakt: het loont zeker de moeite om een systeem te vinden dat goed voor je werkt. Zo laat je je klei nooit verloren gaan!